Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Waarom Sodom niet ‘de ander’ is, maar waarom jij dat zelf bent

Deel:

Naar de bliksem met Sodom en Gomorra. Euhm… volgens Alain Verheij sluimert er een Sodom in ieder van ons. Anton ten Klooster vindt troost bij een straffende God.

De theologen uit ons panel lezen vandaag Genesis 19:

Toen liet de Heer uit de hemel zwavel en vuur neerkomen op Sodom en Gomorra. En hij vernietigde die steden en de hele vallei, met de inwoners van al de steden en met alles wat er op het land groeide.

Alain:

Je moet het zout der aarde zijn, zei Jezus. De wereld extra smaak geven, de mensheid conserveren – want alles rot wat minder snel uit als er zout tussen zit. Zo zat Abrahams neefje Lot dus als zoutend zout tussen de Sodomieten, zou Petrus later zeggen:

‘Deze rechtvaardige woonde te midden van hen, en dag in dag uit werd zijn rechtschapen ziel gekweld.’

Jaja.

Lot was in ieder geval een stuk gastvrijer dan de inwoners van Sodom. Die roepen ‘daar moet een piemel in’ tegen de twee vreemdelingen in de stad. Lot biedt hen eten, drinken en onderkomen. De oud-oosterse gastvrijheid (een sleutelbegrip in dit verhaal) is hem heilig. Helaas iets te heilig, want hij offert er zo zijn dochters voor op. ‘Verkracht hen anders maar.’ Vreemde vader-dochterrelatie.

Een beetje druk op de ketel en je verandert zomaar in een slechterik

Ik weet dus niet of dit verhaal een goede Lot tegenover een slecht Sodom wil zetten. Eerder wil de verteller ons terloops waarschuwen: pas op, als je genoeg onder druk staat, verander je zelf in een slechterik. Eentje die zijn dochters op straat gooit.

Iedereen die dat niet beseft, gaat namelijk met vingertjes wijzen. Let maar op: christenen die het over Sodom hebben, bedoelen altijd weer de ander. Een gereformeerde dominee scheldt op popmuziek, BNN of de Amsterdamse Wallen door het ‘een en al Sodom en Gomorra’ te noemen. De baptisten bij Westboro schelden op homoseksualiteit door het sodomy te noemen. Wij zijn het zout, zij zijn het Sodom.

Even de lijn van de profeten doortrekken en wat blijkt dan?

Zo werkt het dus niet. Kijk maar hoe de profeten later over Sodom spreken. Jesaja is na tien verzen al zo klaar met de valse vroomheid van Israël dat hij Gods volk aanspreekt met de naam Sodom. Voor Ezechiël is Jeruzalem zelfs nog slechter dan Sodom. Jezus zei dat Sodom er bij het laatste oordeel beter af zou komen dan de steden waar hij rondliep.

Je moet het zout der aarde zijn, zei Jezus. Dat betekent dat je, in de lijn van de profeten, moet blijven beseffen dat het Sodom in jouzelf sluimert. Onder druk of juist door egoïstische nalatigheid naar boven kan komen. Een ding moeten we onszelf niet toestaan, en dat is de valse geruststelling omarmen dat Sodom altijd de ander is. Niets zo gevaarlijk als dat! Zo leren we van de vrouw van Lot: wie te veel van een afstand naar Sodom staart, verandert in een levenloze zoutzak. Dat is de meest smakeloze vorm die het zout der aarde kan aannemen.

Een verlangen om het Oude Testament te neutraliseren

Anton:

Zwavel en vuur. Gods toorn daalt neer, en de verwoesting is totaal. Het is een prachtig verhaal om te verfilmen, maar weerbarstig om uit te leggen. In de geschiedenis van de kerk stak steeds opnieuw het verlangen op om het Oude Testament te neutraliseren. Andere tijden, ander verbond, of zelfs een andere God. De kerk heeft dat altijd afgewezen: de God van het Nieuwe Testament is dezelfde als die van het Oude. Dat is een gelukkige keuze, omdat daarmee ook een belangrijk deel van onze band met het joodse volk gekoesterd werd.

Daarom moet ik me verhouden tot het ongemak dat dit verhaal oproept. Ik voel de impuls het verhaal glad te strijken en het van zijn kracht te ontdoen. Maar ik kan juist leren van mijn ongemak? Wat precies staat me er niet in aan? De zonde, de straf, de agressie?

Ook Jezus schoof het beeld van een straffende God niet terzijde

Het beeld van een ‘straffende God’ wordt veelal negatief geduid. Als iets van andere tijden. Maar wanneer ik de Bijbel lees, doe ik dat niet alleen. Ik lees hem met generaties christenen voor mij. En ik weet dat zij op goede gronden ervoor kozen ook dít verhaal als Gods woord voor ons te zien. Ook Jezus schoof het beeld van een straffende God niet terzijde. Hij had de mond vol van oordeel, straf, en buitengeworpen worden. God straft. Maar – en dit is wezenlijk – het is God die oordeelt, en God die straft. Dat bespaart me de moeite om op zijn stoel te gaan zitten.

Het oordeel over de ene, is rechtvaardigheid voor de ander. De veroordeling van een dief is een vorm van gerechtigheid voor degene die bestolen werd. Straf is dus niet in de eerste plaats het koelen van woede, maar het herstellen van een geschonden orde. In die zin brengt het geloof in een straffende God zelfs troost. Ook al is er nu geen rechtvaardigheid voor de uitgebuite, mishandelde, vertrapte mens, die rechtvaardigheid zal er wel zijn wanneer God oordeelt. Zijn wet is er niet voor zijn welzijn, maar het onze.

Sodom vraagt me waar ik zelf eigenlijk sta

Dat dwingt mij om na te denken over de vraag waar ik zelf sta. Mijn welvaart leunt op de armoede van vele anderen. Kan ik mijn consumptiegedrag, mijn doen en laten verantwoorden tegenover God? Of, om het verhaal van Sodom en Gomorra weer op te nemen: eer ik de lichamelijke integriteit van de ander, houd ik de gastvrijheid hoog?

Het geloof in een straffende God onderdrukt me niet, het maakt me bewust van mijn vrijheid en verantwoordelijkheid.

Hier lees je het vorige deel van deze serie, over Genesis 6&7


Alain Verheij is zelfbenoemd theoloog des Twitterlands

Anton ten Klooster is priester van het aartsbisdom Utrecht.

Geschreven door

theologenpanel

--:--